|
Klinische
manifestatie en diagnose van sarcoïdose
Samengevat en vertaald vanuit UpToDate®
INLEIDING
Sarcoïdose is een multi-systeem
ziekte met ongekende oorzaak die gekenmerkt wordt door een opeenhoping van T-lymfocyten, eenkernige
fagocyten en niet-verkazende granuloma’s
in de betrokken weefsels. Het komt vooral voor bij jonge mensen en presenteert
zich aanvankelijk met één of meerdere van volgende afwijkingen:
-
tweezijdige
hilaire adenopathie (d.w.z vergrote klieren ter hoogte
van de longhili)
-
pulmonaire reticulaire opaciteiten (d.w.z. netvormige
ondoorzichtigheden, vertroebelingen in de long)
-
huid-, gewrichts- en/of oogletsels
EPIDEMIOLOGIE
Van de prevalentie van sarcoïdose (geschat op 10 tot
20/100000) maar van het aantal nieuwe gevallen per jaar is men niet zeker. Dit
lijkt geografisch te variëren en kan meer voorkomen binnen bepaalde families en
bepaalde rassen. Sarcoïdose komt 3 tot 4 keer vaker voor bij zwarten. Het
risico om tijdens het leven sarcoïdose te krijgen wordt bij de zwarte bevolking
in de U.S. geschat op 2.4% terwijl dit bij blanken
slechts 0,85% is.
De immuno-genetische achtergrond
van de patiënt kan een rol spelen in de klinische manifestatie van sarcoïdose
en op die manier mede de verscheidenheid van de ziekte veroorzaken. Epidemiologische
studies tonen significante verschillen in de presentatie en ernst van de ziekte
tussen verschillende etnische groepen en rassen. Zo blijkt een acute en
ernstige vorm vaker voor te komen bij zwarten terwijl blij blanken vaker een asymptomatische maar chronische vorm voorkomt.
Er zijn verschillende rapporten over het familiaal
voorkomen van sarcoïdose. De belangrijkste bevinding hieromtrent is het verband
tussen sarcoïdose en een bepaald deel van chromosoom 6. Sommige vormen van een
bepaald gen op dat chromosoom zouden kunnen wijzen op een grotere gevoeligheid
voor de ziekte terwijl andere vormen eerder een beschermende rol spelen.
ETIOLOGIE
Ondanks uitgebreid onderzoek blijft de exacte oorzaak en
ontwikkeling van sarcoïdose onbekend. Volgens een algemeen aanvaarde hypothese
zijn meerdere oorzaken mogelijk en de verschillen in voorkomen en verloop van
de ziekte kan gerelateerd zijn aan de oorzaak. (zie Pathogenese van sarcoïdose –
verschenen in het ledenblad van januari 2011)
KLINISCHE
MANIFESTATIES
Adolescenten en volwassenen: Sarcoïdose presenteert zich in 70
tot 90% van de patiënten op een leeftijd tussen 10 en 40 jaar. In ongeveer de
helft van de gevallen wordt de ziekte eerder toevallig vastgesteld door afwijkingen
op een routine radiografie nog vooraleer er zich symptomen ontwikkelen.
Het meest frequente betrokken orgaan is de long. Bijgevolg
zijn hoesten, kortademigheid en pijn op de borst veel voorkomende symptomen.
Abnormaliteiten buiten de long waarmee patiënten zich vaak aandienen zijn letsel
van de huid en ogen.
Andere kenmerken van sarcoïdose zijn vermoeidheid, algemene malaise,
koorts en gewichtsverlies. Systemische ontsteking kan
leiden tot spierzwakte en bewegingsproblemen.
Patiënten boven de 70 jaar lijken zich eerder aan te dienen met
systemische klachten zoals vermoeidheid en anorexia,
hoewel er meestal tegelijk ook sprake is van kortademigheid en hoest.
Een reutelende ademhaling wordt meestal niet waargenomen bij
borst onderzoek, maar een piepende ademhaling komt voor.
Tot 30% van de patiënten biedt zich aan met extra-thoracale (buiten de borstkas gelegen) uitingen van
sarcoïdose.
Kinderen: Symptomatische sarcoïdose komt slechts
uitzonderlijk voor bij kinderen. Bij kinderen van Afrikaanse afkomst wordt een
ernstigere en uitgebreidere vorm waargenomen dan bij blanke of Aziatische
kinderen. Kinderen tussen 8 en 15 jaar ontwikkelen de multi-systeem ziekte vergelijkbaar zoals bij volwassenen.
Jongere kinderen presenteren zich dikwijls met huiduitslag, artritis en
oogontsteking maar zonder aanwijsbare longaandoening.
Aandoening van de lymfeknopen, verhoogde
aanmaak van antistoffen en verhoogde calciumconcentratie in het bloed komt
vaker voor bij Afro-Amerikaanse kinderen.
In een studie met Deense kinderen met sarcoïdose waren de
meest voorkomende klinische manifestaties erythema nodosum en oogletsels. 90% van de kinderen had een
abnormale long radiografie. De meerderheid (tot 90%) van de kinderen herstelde met
of zonder corticosteroïde therapie. Een aantal ontwikkelden permanent oogletsel (blindheid) en volhardende
of progressieve longfibrose. Overlijdens
waren uitzonderlijk.
BEELDVORMING VAN DE
LONG
Betrokkenheid van de longen komt voor in meer dan 90% van de
sarcoïdose patiënten. De “klassieke” longfoto toont tweezijdige hilaire klieraandoeningen. Dit kan echter afwezig zijn of
voorkomen in combinatie met vertroebelingen in het longweefsel. Deze kunnen
voorkomen in het interstitium (ruimte tussen
bloedvaten en longblaasjes) en/of in de longblaasjes zelf. Pleurale
aandoening d.w.z. in de ruimte tussen de 2 longen is ongewoon (< 5% van de
patiënten) maar kan resulteren in o.a. een klaplong of longbloeding.
Thoraxfoto: Het stadium van longaandoening is vastgesteld
a.h.v. een thoraxfoto. Hoewel deze radiografie
anatomische aanwijzing geeft voor aandoening van de longen, zegt het niets over
de activiteit van de ziekte of over functionele defecten. De radiografische
stadia zijn als volgt:
Stadium I: Dit stadium wordt gedefinieerd door de
aanwezigheid van
tweezijdige hilaire adenopatie, wat vaak gepaard gaat met vergrote lymfeklieren
rechts naast de luchtpijpwand.
Bij 50% van de patiënten is dit de eerste uiting van
sarcoïdose. In 70% van deze patiënten verkleinen de lymfeknopen terug binnen de
1 tot 3 jaar maar 10% ontwikkeld een chronische vergroting die 10 jaar of
langer kan blijven bestaan.
Stadium II: Dit stadium bestaat uit tweezijdige hilaire adenopatie en netvormige
vertroebeling (vooral in het bovenste gedeelte van de long). Deze bevindingen
zijn aanwezig bij initiële diagnose in 25 % van de patiënten. Bij 2/3 van deze
patiënten verdwijnen ze spontaan terwijl bij 1/3 van hen de ziekte progressief
toeneemt of zich weinig verandering voordoet. Patiënten met stadium II
sarcoïdose hebben gewoonlijk milde tot matige symptomen. Meest voorkomend zijn
hoest, kortademigheid, koorts en/of vermoeidheid.
Stadium III: Dit stadium bestaat uit reticulaire
vertroebeling en verkleinde hilaire lymfeknopen. De
vertroebeling situeert zich voornamelijk in het
bovenste deel van de long.
Stadium IV: Dit stadium wordt gekarakteriseerd door netvormige
vertroebelingen en volumeverlies voornamelijk in de bovenste deel van de long. Geconglomereerde massa’s met abnormaal verwijde en
beschadigde luchtwegen, uitgebreide verkalking, holte- en cystevorming kunnen
ook waargenomen worden.
CT scan: Computed tomography
(CT) kan een variatie aan afwijkingen aantonen in sarcoïdose patiënten:
-
hilaire en mediastinale adenopathie
-
onregelmatige
verdikking van de brochovasculaire bundels
-
knobbelvorming
naast de bronchi en bloedvaten
-
verdikking
van de bronchiale wand
-
vertroebeling,
ondoorzichtigheden
-
parenchymale massa’s (het parenchym is het
functionele weefsel van een orgaan)
-
cystes
-
abnormaal
verwijde bronchiën
-
fibrose met vervorming van de long architectuur
Hoge resolutie CT scan (HRCT) laat zien dat deze
veranderingen vooral gelokaliseerd zijn in de midden
tot hoge zone. HRCT kan bovendien abnormaliteiten aantonen die niet zichtbaar
zijn op de gewone longfoto. HRCT bevindingen kunnen correleren met de
histologische afwijkingen. Bepaalde vertroebelingen bijvoorbeeld, zijn
geassocieerd met sarcoïde granulomen
eerder dan met alveolitis (ontsteking van de
longblaasjes). Deze waarneming leidde tot de vraag of deze ontsteking een
prominent kenmerk is van sarcoïdose. Hoewel het voor kan komen, wordt het
zelden waargenomen bij klinisch significante sarcoïdose.
PET scan: Fluorine-18-fluorodeoxyglucose
(18F-FDG) PET scan kan helpen om verborgen letsels en mogelijk omkeerbare granulomateuze ziekten te identificeren. Omdat 18F-FDG PET
positief kan zijn in beide gevallen, maakt het geen onderscheid tussen
sarcoïdose en kwaadaardige aandoeningen. Maar in een kleine studie (24
sarcoïdose, 17 longkanker) kon het onderscheid wel gemaakt worden met de
combinatie van 18F-FDG en 18F-FMT (L-[3-18F]-methyltyrosine) PET scanning: sarcoïdose letsels waren
positief op 18F-FDG PET maar negatief op 18F-FMT PET (beide waren positief bij
kankerpatiënten). Bijkomend onderzoek zal dit nog moeten bevestigen. De merker
18F-FMT is misschien niet overal beschikbaar.
Radiotracer scanning: Een radiotracer,
bijvoorbeeld galium-67, is een radioactieve stof die geïnjecteerd wordt en die
d.m.v. scanning gevolgd kan worden in het lichaam. Gallium-67 long scanning is een test waarmee de mate van alveolitis bij longaandoeningen bepaald kan worden. De
component hecht zich op ontstoken plekken in de long, maar weinig of niet in en
gezonde long. De bijdrage van deze test bij diagnose en opvolging van
sarcoïdose is controversieel.
Er werd gesuggereerd dat er een direct verband bestaat de
zichtbare gallium-67 opname in de long en het aantal ontstekingscellen bekomen door bronchoalveolaire
spoeling (BAL) van sarcoïdose patiënten. Helaas werd nog geen adequaat
onderzoek gedaan naar in hoeverre de stijging van galium-67 opname correleert
met het stadium van ontsteking, of met het stadium van de ziekte. Bovendien
werd ook een kleine maar significante hoeveelheid galium-67 gevonden in BAL
vocht van gezonde personen.
Omwille van de moeilijke
interpretatie wordt galium-67 long scanning niet aanbevolen in de routine
evaluatie van patiënten: het is niet specifiek genoeg en een negatieve scan
sluit geen ziekte uit.
In de toekomst zouden andere types van radiotracer-gebaseerde
scanning kunnen helpen bij de diagnose en klinische beoordeling van sarcoïdose
patiënten. Bijvoorbeeld: in een studie werd bij 22 sarcoïdose patiënten scans
genomen na toediening van een technetium-gemerkt
eiwit. Scans van 18 patiënten waren positief (81%) en de 4 patiënten met
negatieve scan vertoonden ook een normale longfoto. Het volledige
werkingsmechanisme van deze test is nog niet gekend en klinisch gebruik blijft
dan ook experimenteel.
AFWIJKINGEN IN DE
LUCHTWEGEN
Patiënten met long sarcoïdose kunnen afwijkingen vertonen in
de bovenste en/of onderste luchtwegen die moeilijk of onmogelijk gedetecteerd
kunnen worden met routine beeldvorming, maar herkenbaar zijn via andere
diagnostische technieken (bv. bronchoscopie)
-
Endobronchiale ziekte (d.w.z. binnenin de bronchiën) komt voor bij
ongeveer 40% van de patiënten met stadium I en ongeveer 70% van de patiënten
met stadium II of III sarcoïdose.
-
Klinisch
belangrijke vernauwing van de luchtwegen is zeldzaam, maar een ernstige vorm
kan lastig te behandelen zijn.
-
Aandoening
van de bovenste luchtwegen zoals het strottenhoofd, de keelholte en/of de
sinussen kan voorkomen. Men moet hierop bedacht zijn bij alle patiënten met systemische sarcoïdose.
SARCOIDOSE BUITEN DE
LONGEN
Sarcoïdose kan alle orgaansystemen aandoen en dit in
variërende vorm en mate. Meest voorkomend zijn aandoeningen van huid, ogen, immuunsysteem,
spieren en gewrichten, klieren, hart, nieren, en
centrale zenuwstelsel.
Manifestaties van sarcoïdose buiten de long komen voor bij
30% van de sarcoïdose patiënten en kunnen variëren op basis van geslacht, leeftijd
en etniciteit. Een voorbeeld: vrouwen hebben meer kans op neurologische
aandoeningen terwijl mannen vaker een afwijking in de calciumhuishouding
hebben.
Dermatologische
aandoeningen: Tot
20% van de sarcoïdose patiënten vertoont
aandoeningen van de huid wat vaak tot vroege ontdekking van de ziekte
leidt. Verschillende huidletsels kunnen voorkomen.
-
Een
verkleurde verhoogde uitslag is het meest voorkomende letsel. Het komt meestal
voor op de neusvleugels, lippen, oogleden, voorhoofd, achterkant van de nek aan
de haarlijn, en/of op eerdere letsels (bv. littekens en tatoeages)
-
Wasachtige,
roze knobbelige letsels komen frequent voor op het gezicht, op de romp en op de
strekzijde van armen en benen.
-
Lupus
pernio, een verkleuring van neus, wangen, kin en oren,
kan voorkomen bij chronische sarcoïdose patiënten.
-
Erythema nodosum is een ontsteking van
onderhuids vetweefsel. Het maakt deel uit van Lofgren’s
syndroom en wordt geassocieerd met een goede prognose en spontaan herstel.
-
Er
kunnen ook atypische letsels voorkomen die lijken op bijvoorbeeld zweren, psoreasis, of verminderde pigmentvorming.
Oogaandoeningen: Deze komen voor bij tot 20% van de
sarcoïdose patiënten en is bij 5% is het het eerste
symptoom. Oogletsels omvatten:
-
Ontsteking
van het regenboogvlies
-
Ontsteking
van het vaatvlies en/of netvlies
-
Hoornvliesontsteking
(droge ogen)
-
Ontsteking
van het bindvlies met vorming van knobbeltjes
Bovendien kan staar, een vertroebeling van de ooglens en
blindheid optreden als complicatie bij niet-behandelde patiënten. De combinatie
van regenboogvliesontsteking, vergroting van de speekselklieren, verlamming van
het gezicht en koorts wordt Heerfordt’s syndroom
genoemd.
Naast het oog zelf kan ander weefsel met betrekking tot de
oogkas aangetast worden zoals de traanklieren (meest voorkomend), de spieren
rond de ogen en het oogzenuwkanaal.
Ziekten van het
immuunsysteem: Deze
zijn veel voorkomend bij sarcoïdose en kunnen zich manifesteren als:
-
Vergroting
van de lymfeklieren (tot 40% van de patiënten)
-
Vergroting
van de lever (20%)
-
Niet-verkazende granulomen in de lever met of
zonder vergrote lever (75%)
-
Vergrote
milt (25%, 80% bij hen die granulomen hebben).
Een overmatig actieve milt kan
leiden tot bloedarmoede, tekort aan witte bloedcellen en tekort aan bloedplaatjes.
Aandoeningen van
spieren en gewrichten:
Dit kan voorkomen bij 10% van de sarcoïdose patiënten:
-
Acute
gewrichtsontsteking (vooral de enkelgewrichten), meestal in combinatie met erythema nodosum en af en toe met
acute inwendige oogontsteking.
-
Chronische
gewrichtsontsteking gepaard gaande met botafbraak. Op radiografie kan dit
zichtbaar zijn als cystes zoals bij reumatoïde artritis. Er bestaat geen
verband tussen de letsels in het bot en de concentratie calcium gemeten in
plasma.
-
Verspreide
granulomateuze spierontsteking. Dit is een
ongebruikelijke complicatie bij sarcoïdose die wijst op een progressief
ziekteverloop en geassocieerd wordt met een slechte prognose.
Lofgren’s syndroom: Dit is de
combinatie van erythema nodosum,
gezwollen klieren in de longen, gewrichtspijn die zich verplaatst naar
verschillende gewrichten en koorts. Het komt voornamelijk voor bij vrouwen.
Mannen met acute sarcoïdose vertonen meestal tekenen van artritis aan beide
enkels maar zonder erythema nodosum.
Lofgren’s syndroom kent over het algemeen een goede prognose en een spontaan
herstel.
Exocriene klieren: Pijnloze zwelling van de
speekselklieren komt voor in ongeveer 4% van de sarcoïdose patiënten. Een droge
mond en ogen kan voorkomen als gevolg van ontstekingen
aan traan- en speekselkliertjes. In sommige gevallen komt ontsteking van de
pancreas voor.
Aandoening van de
nieren: Een abnormale calcium huishouding is de meest voorkomende
afwijking gerelateerd aan de nieren die waargenomen wordt bij sarcoïdose
patiënten. Het is te wijten aan de productie van calcitriol
(de actieve vorm van vitamine D3) door geactiveerde macrofagen buiten de nieren.
Het defect manifesteert zich als verhoogde calcium opname in
de darm, verhoogde concentratie calcium in de urine (in 50% van de gevallen) en
calciumafzettingen in de nier. Indien onbehandeld kan dit leiden tot chronisch nierfalen.
Het voorkomen van granulomen in de
nieren is niet ongebruikelijk, maar het is zelden de enige oorzaak van slecht
functioneren van de nieren.
Aandoeningen van het hart-vaatsysteem: Granulomen in het tussenschot
tussen de 2 hartkamers of in de hartvaten kan leiden tot verschillende
hartritmestoornissen waaronder volledige hartstilstand en plotselinge dood. Hartkloppingen,
kortdurend bewustzijnsverlies, duizeligheid of pijn op de borst kunnen hiervan
een voorbode zijn.
Chronische verhoogde bloeddruk ter hoogte van de longen de
longen veroorzaakt worden door ernstige beschadiging van het longweefsel met
afdrukken van de bloedvaten tot gevolg. In zo’n geval
is het meestal falen van de rechter hartkamer wat leidt tot de dood.
Neurologische
aandoeningen: Bij
ongeveer 5% van de sarcoïdose patiënten wordt het zenuwstelsel aangetast en
soms zorgt dit voor het eerste symptoom. Manifestaties in het centrale
zenuwstelsel komen meestal vroeg voor terwijl aandoeningen van de perifere
zenuwen en spieren typisch gezien worden in een later stadium.
Een granulomateuze hersenvliesontsteking
waarbij de nabije structuren geïnfiltreerd of verdrukt worden, is de oorzaak
van de meeste manifestaties in het centrale zenuwstelsel, waaronder:
-
Een
verminderde aanmaak van hormonen door de hypofyse
-
Waterhoofd
-
Verlamming
van aangezichtszenuwen
Aandoeningen van het maag-darmstelsel: Klinisch herkenbare gastro-intestinale
aandoeningen komen voor bij 0.1 tot 0.9% van de
sarcoïdose patïenten. De maag is het meest aangedane
orgaan, maar sarcoïdose van de slokdarm, appendix, dikke darm en endeldarm werd
ook reeds beschreven. Sarcoïdose kan eveneens
voorkomen in de lever en pancreas. Dunne darm sarcoïdose komt voor maar is
zeldzaam.
Voortplanting: Sarcoïdose kan in zeldzame gevallen
de vrouwelijke geslachtsorganen aandoen. Er zijn gevallen beschreven van
sarcoïdose aan het baarmoederslijmvlies, eierstokken of baarmoeder. Systemische sarcoïdose (zonder significante hart- of
longaandoening) heeft geen invloed op vruchtbaarheid en geeft geen verhoogd
risico op complicaties tijdens de zwangerschap of bevalling. Het zal vaak
verbeteren tijdens de zwangerschap waarschijnlijk als gevolg van verhoogde
vrije cortisol bij de moeder.
Sarcoïdose kan de teelballen aandoen en moet onderscheiden
worden van teelbalkanker en tuberculose. Ontsteking van de bijbal kan (zij het
zelden) voorkomen.
Aandoening van de schildklier: Sarcoïdose kan kropvorming, of
uitzonderlijk, knobbelvorming in de schildklier veroorzaken. Bij bijna alle
patiënten werkt de schildklier normaal, hoewel er gevallen beschreven zijn van een
klinisch tekort aan schildklierhormonen.
Vermoeidheid: Dit is een algemeen voorkomend
symptoom bij sarcoïdose patiënten. Een studie constateerde een hoger energieverbruik
en verhoogde CRP waarden (C-reactief eiwit) in
patiënten met vermoeidheidsproblemen, welke dus zouden kunnen wijzen op een
metabolische storing.
AFWIJKINGEN IN HET
LABORATORIUM
Bij sarcoïdose patiënten kunnen verschillende afwijkingen
vastgesteld worden in het laboratorium.
- Bloedarmoede is zeldzaam. Wanneer het voorkomt is het
meestal het gevolg van een chronische ziekte, hoewel een vergrote milt,
betrokkenheid van het beenmerg en auto-immune bloedarmoede als gevolg van de
vernietiging van rode bloedcellen kan voorkomen in sommige patiënten.
- Een tekort aan witte bloedcellen (5 tot 10%), een toename
van het aantal eosinofiele granulocyten (25%) en een
tekort aan bloedplaatjes (uitzonderlijk) kan voorkomen.
- De sedimentatiewaarde van rode bloedcellen is meestal
verhoogd maar is niet geschikt om de mate van activiteit van de ziekte vast te
bepalen.
- Een verhoogd calciumgehalte in de urine wordt vaker
waargenomen dan een verhoogd calciumgehalte in het bloed.
- Verhoogde aanmaak van antistoffen (30 tot 80%),
verminderde huidtest reactiviteit of positieve reumafactor kan voorkomen.
- Een licht verhoogde concentratie van serum alkalisch
fosfatase impliceert diffuse granulomateuze
aandoening van de lever.
- Slagaderlijke bloedgassen kunnen normaal zijn of kunnen
aanwijzing geven voor zuurstoftekort en koolstofdioxidetekort in het
bloed. Dit kan verergeren bij inspanning.
Serum ACE: In 75% van de onbehandelde sarcoïdose
patiënten is de hoeveelheid angiotensin converting enzyme (ACE) in serum verhoogd.
Vals positieve resultaten zijn zeldzaam (<10%) maar frequent genoeg om het
meten van serum ACE uit te sluiten als diagnostische test. Concentraties ACE in
weefsel zijn meestal heel hoog. De waarde van ACE meting om het verloop van de
ziekte op te volgen blijft onduidelijk.
Longfuncties: Longfunctietesten laten typisch een
verminderde diffusiecapaciteit voor koolmonoxide zien, hoewel het niet
ongebruikelijk is dat de longen normaal functioneren. Endobronchiale
sarcoïdose kan leiden tot obstructie en een beperkte luchtdoorstroming.
De belang van longfunctietesten zit
vooral in de opvolging van het ziekteverloop in individuele patiënten door
opeenvolgende metingen. Het is geen betrouwbare methode om sarcoïdose in het
longweefsel zelf te detecteren, en het geeft geen accuraat beeld van de mate
van ernst van de ziekte. Bovendien kan de arts het natuurlijke verloop van de
longaandoening noch de respons op therapie voorspellen enkel en alleen aan de
hand van deze testen.
Broncho-alveolaire lavage: Broncho-alveolaire
spoeling (BAL) kan gebruikt worden om de diagnose van sarcoïdose te
ondersteunen door het aantonen van een verlaagd aantal CD8 cellen, een
verhoogde CD4/CD8 verhouding en een toegenomen aantal geactiveerde T cellen,
CD4 cellen, antilichamen en antilichaam afscheidende cellen. BAL kan ook helpen
om infecties en alternatieve diagnoses uit te sluiten.
Het vaststellen van een verhoogde lymfocyten
concentratie (lymfocytose) in BAL vocht is op zich
niet specifiek en niet gevoelig genoeg voor de diagnose van sarcoïdose en kan
daarom tot foute diagnostische interpretaties. Bijvoorbeeld: in een studie
werden 128 onbehandelde patiënten met BAL lymfocytose
als gevolg van verschillende oorzaken geëvalueerd. Ondanks de beperkingen van
de studie waren er verschillende bijzonder interessante resultaten.
-
BAL
vocht met meer dan 2% neutrofielen of meer dan 1% eosinofielen suggereerde dat sarcoïdose niet de juiste
diagnose was.
-
Een
CD4/CD8 verhouding kleiner dan 1 had een 100% negatieve voorspellende waarde
voor sarcoïdose. Maar, rekening houdend met gerapporteerde gevallen van
CD8-predominante sarcoïdose moet deze bevinding met beleid geïnterpreteerd
worden.
-
Het
samen voorkomen van (1) een CD4/CD8 verhouding groter dan 4/1, (2) een lymfocyten percentage groter of gelijk aan 16% en (3) een
biopsie waarbij niet-verkazende
granulomen zijn aangetoond was het meest specifiek
voor sarcoïdose. Deze combinatie wordt geassocieerd met een 100% positieve voorspellende
waarde om sarcoïdose te onderscheiden van andere longaandoeningen en een 80%
positieve voorspellende waarde om sarcoïdose te onderscheiden van alle andere
ziekten.
D-dimeer is een produkt
dat vrijkomt bij de afbraak van bloedstolsels maar kan ook verhoogd zijn in
geval van infecties. Het meten van D-dimeer in BAL
vocht ondersteunt de diagnose van sarcoïdose. Een studie stelde vast dat 8 van
de 10 sarcoïdose patiënten meetbare hoeveelheden D-dimeer
in hun BAL vocht hadden, tegenover geen van de 18 gezonde controles. D-dimeer in BAL vocht lijkt meer voor te komen bij zwarte
dan bij blanke sarcoïdose patiënten.
HISTOPATHOLOGIE
Het meest karakteristieke morfologische kenmerk van
sarcoïdose zijn de niet-verkazende granulomen in de long, die meestal gevonden in de
alveolaire tussenschotten, bronchiale wanden en de longslagaders en -aders.
Vorming van deze sarcoïde granulomen
wordt waarschijnlijk vooraf gegaan door een ontsteking van de longblaasjes die
gekenmerkt wordt door de toename van ontstekingscellen zoals monocyten, macrofagen en lymfocyten.
Een sarcoïde granuloom
is een gelokaliseerde chronische ontstekingsreactie die wordt gevormd door een
opeenhoping van epitheliale cellen, monocyten, lymfocyten, macrofagen en fibroblasten.
Binnenin het granuloom worden regelmatig meerkernige reuscellen gezien die vaak cytoplasmatische
insluitsels hebben (zoals de zogenaamde astroïd
lichaampjes en Schauman lichaampjes). De meeste sarcoïde granulomen lossen
geleidelijk op en laten geen of nauwelijks sporen na van de voorafgaande onsteking.
DIAGNOSE
Een diagnostische test voor sarcoïdose bestaat niet. In de
plaats daarvan vereist de diagnose drie elementen:
-
overeenstemmende
klinische en radiografische verschijnselen
-
uitsluiting
van andere ziekten met gelijkaardige kenmerken
-
histopathologisch bewijs van niet-verkazende granulomen
Deze elementen werden bekomen door
een uitgebreide evaluatie van alle patiënten met vermoedelijke sarcoïdose, in
de meeste gevallen gevolgd door een diagnostische procedure.
Ziektes die zich eveneens kunnen aandienen met belangrijke
alveolaire, interstitiële, nodulaire
afwijkingen bij radiografie omvatten ondermeer hypersensitieve longontsteking, eosinofiele granulomen, collageen
vasculaire ziektes, chronische longaandoening, berylliose,
en infecties zoals tuberculose en histoplasmose.
Gelukkig worden de meeste sarcoïdose gevallen gemakkelijk
herkend en veroorzaken ze zelden diagnostische dilemma’s. Desalniettemin
kan de diagnose soms bemoeilijkt worden, bijvoorbeeld wanneer zich geen manifestaties
buiten de longen of duidelijke afwijkingen van de lymfeknopen voordoen. HIV
infectie, een geschiedenis van blootstelling aan beryllium of infectieuze
agentia en/of prominente systemische symptomen kunnen
ook zorgen voor een lastigere diagnose. Belangrijke systemische
symptomen (bv. koorts, nachtelijk zweten, gewichtsverlies en/of vermoeidheid)
verhogen het vermoeden op infecties of kwaadaardige aandoeningen.
Een sarcoïdose-achtige aandoening
met granulomateuze infiltratie van de lever en
longen, en variabele verhoging van ACE wordt gezien in patiënten met zogenaamde
Common Variable Immunodeficiency (CVID). Daarom moet patiënten met ogenschijnlijke
sarcoïdose waarbij verminderde aanmaak van antilichamen en terugkerende
infecties worden waargenomen, ook geëvalueerd worden op CVID.
Initiële evaluatie: Bij alle vermoedelijke sarcoïdose
patiënten moet een uitgebreide evaluatie uitgevoerd worden. De bedoeling hiervan
is bevestiging krijgen voor de diagnose sarcoïdose en alternatieve diagnoses
uitsluiten. Voorgestelde onderdelen van deze evaluatie zijn:
-
Geschiedenis
van blootstelling aan bepaalde beroeps -of omgevingsfactoren
-
Fysisch
onderzoek
-
Radiografie
van de borstkas
-
Longfunctietesten
o.a. spirometrie en meting van diffusiecapaciteit
-
Telling
van perifere bloedcellen
-
Serum
analyse o.a. creatinine, calcium en lever enzymes
-
Urine
analyse
-
Elektrocardiogram
-
Routine
oogonderzoek
-
Eventueel
een tuberculine huidtest
Bijkomende onderzoeken die in overweging kunnen worden
genomen zijn het bepalen van hoeveelheden ACE, antilichamen, en BAL.
Diagnostische
procedures: Bij patienten die zich aandienen met het klassieke Lofgren’s syndroom met koorts, erythema
nodosum, gewrichtspijn en tweezijdige hilaire lymfekliervergroting is soms geen biopsie vereist wanneer er snel en spontaan herstel
optreedt en er geen alternatieve verklaring is voor de bevindingen. Voor ale overige vermoedelijke sarcoïdose patiënten is een biopsie aangewezen voor bevestiging van de diagnose.
Biopten moeten genomen worden van
toegankelijke letsels zoals voelbare lymfeknopen, onderhuidse knobbels,
huidletsels, een vergrote speekselklier, of een vergrote traanklier. Erythema nodosum is niet geschikt
voor het nemen van biopten omdat het een ontsteking
van onderhuids vetweefsel is waarin geen granulomen
gevonden worden (ook al is er sprake van sarcoïdose).
Bronchoscopie met een transbronchiale long biopsie (of biopsie van zichtbare
endobronchiale letsels) is tegenwoordig de
geprefereerde procedure wanneer er geen gemakkelijker toegankelijk letsel is.
De bekomen stalen moeten gebruikt worden voor celkweek
en histologisch kleuringen zoals kleuringen voor bepaalde bacillen en
schimmels.
Transbronchiale naald aspiratie met ultrasone geleiding of endoscopische ultrasoon-geleide
fijne naald aspiratie kunnen de opbrengst van lymfeknopen uit de ruimte tussen
beide longen verbeteren. Dankzij deze technieken is een chirurgische biopsie niet nodig in sommige patiënten, maar ze vereisen
gespecialiseerd materiaal en ervaring.
Een open long biopsie, thoracoscopische long biopsie of mediastinale lymfeknoop biopsie
kan noodzakelijk zijn indien de andere methodes geen diagnose opleveren.
Omvang van de ziekte: Eens de diagnose bevestigd is d.m.v.
biopsie uit een bepaald orgaan of letsel moet de
uitgebreidheid van de ziekte (m.a.w. eventuele aandoening van andere organen)
bepaald worden.
OPVOLGING
Er zijn geen aanwijzingen voor specifieke testen en optimale
frequentie voor de opvolging van de activiteit van de ziekte. Patiënten met
ernstige initiële symptomen zullen frequentere opvolging nodig hebben dan de patiënten
met weinig of geen symptomen. Bijvoorbeeld: patiënten die gestart zijn met
prednison omwille van een actieve ziekte zullen om de 4 tot 8 weken opnieuw
geëvalueerd moeten worden. Voor asymptomatische
patiënten is evaluatie om de 3 á 4 maanden gedurende het eerste jaar voldoende
(daarna meestal gevolgd door een jaarlijkse controle).
De opvolging zal ook afhankelijk zijn van nieuwe symptomen
en genomen medicatie.
INFORMATIE VOOR
PATIENTEN
Educatief materiaal (Engelstalig) over deze en andere
onderwerpen is beschikbaar voor patiënten op website www.uptodate.com/patient
SAMENVATTING EN
AANBEVELINGEN
- Sarcoïdose is een multi-systemische
granulomateuze aandiening die wereldwijd voorkomt,
gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van niet-verkazende
granulomen in de betrokken organen, en waarvan de
oorzaak onbekend is.
- De prevalentie van sarcoïdose wordt geschat op 10 tot 20
op een populatie van 100000. Sarcoïdose komt vaker voor bij zwarten dan bij
blanken. Bovendien vertonen zwarten meestel een ernstigere acute vorm terwijl
bij blanken vaker een milde chronische vorm voorkomt.
- Sarcoïdose komt typisch voor bij jong volwassenen. In
ongeveer de helft van de gevallen wordt het vastgesteld bij asymptomatische
personen als gevolg van incidentele radiografische afwijkingen. Gebruikelijke
symptomen zijn hoest, kortademigheid, pijn op de borst, oogletsels en/of
huidletsels.
- Het stadium van longsarcoïdose
wordt vastgesteld op basis van radiografie. Stadium I wordt gedefinieerd door
de aanwezigheid van tweezijdige hilaire vergrote lymfeklieren.
Stadium II bestaat uit tweezijdige hilaire vergrote klieren en reticulaire ondoorzichtigheden, terwijl bij
stadium III deze reticulaire ondoorzichtigheden voorkomt samen met verkleinende
hilaire lymfeklieren. Stadium IV wordt
gekarakteriseerd door uitgebreide schade aan het longweefsel onder andere reticulaire
vertroebeling, volume verlies, vorming van conglomeraten, abnormale verwijding
van de bronchi, verkalking, vorming van holtes en/of
cystes.
- Sarcoïdose kan alle orgaan systemen aantasten. De
belangrijkste (naast de longen) zijn huid, ogen, afweersysteem, spieren en
gewrichten, Exocriene klieren,
hart, nieren en centraal zenuwstelsel.
- Sarcoïdose patiënten hebben vaak een verhoogde ACE
concentratie en een teveel aan calcium in de urine. Longfunctietesten tonen
meestal een beperkt functioneren aan met verminderde gasuitwisseling. In BAL
vocht wordt een verhoogde CD4/CD8 verhouding waargenomen.
Niet-verkazende granulomen
vormen de meest karakteistieke histopathologische
afwijking.
- Een diagnostische test voor sarcoïdose bestaat niet. In de
plaats daarvan moet de diagnose gesteld worden a.h.v.
klinische en radiografische verschijnselen, uitsluiting van andere ziekten met
gelijkaardige kenmerken en histopathologisch bewijs
van niet-verkazende granulomen
nodig.
- Bij alle vermoedelijke sarcoïdose patiënten is een
uitgebreide evaluatie aangewezen om de diagnose van sarcoïdose te bevestigen en
andere mogelijke diagnoses uit te sluiten.
- Bij patienten met het klassieke Lofgren’s syndroom met koorts, erythema
nodosum, gewrichtspijn en tweezijdige hilaire lymfekliervergroting is geen biopsie
vereist wanneer de afwijkingen snel en spontaan verdwijnen en er geen andere
uitleg is voor de bevindingen.
- Bij alle andere vermoedelijke sarcoïdose patiënten zou een
biopsie uitgevoerd moeten worden, bij voorkeur van
toegankelijke uitwendige letsels. Indien dit niet kan moet een transbronchiale biopsie genomen worden via een (fiberoptic)
bronchoscopie. Een open long biopsie,
thoracoscopische long biopsie
of mediastinale lymfeknoop biopsie
zijn opties indien een bronchoscopie niet mogelijk is
of geen diagnose oplevert.
|